Citaat Machiavelli: ” Strijd kan niet worden vermeden. Het kan slechts worden uitgesteld in het voordeel van de ander.”

Taxlive 8/9/23 VNVandaag 8/9/23
Bron: Hoge Raad 08-09-2023 21/01598 ECLI:NL:HR:2023:1168

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:HR:2023:1168

Samenvatting

X verricht werkzaamheden op het gebied van financiële (advies)dienstverlening. Op zijn VAR-aanvraag geeft de inspecteur een VAR-WUO af. Later, bij het opleggen van een IB-navorderingsaanslag, merkt de inspecteur de inkomsten aan als ROW. In beroep stelt X primair dat de inkomsten winst vormen en subsidiair beroept hij zich op het vertrouwensbeginsel. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X ondernemersrisico loopt en dat zijn werkzaamheden kwalificeren als winst uit onderneming. Het beroep op het vertrouwensbeginsel wordt niet behandeld. Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelt dat X geen winst uit onderneming geniet, maar behandelt het beroep van X op het vertrouwensbeginsel niet. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof het beroep van X op het vertrouwensbeginsel had moeten behandelen. Nu het hof het primaire standpunt heeft verworpen, had het hof het subsidiaire standpunt moeten behandelen. Alleen als X in (hoger) beroep uitdrukkelijk en ondubbelzinnig zou hebben verklaard dat hij deze subsidiaire stelling intrekt, had het hof die stelling niet meer hoeven behandelen. Dat X de stelling in hoger beroep niet heeft herhaald, brengt niet mee dat hij dat beroep uitdrukkelijk en ondubbelzinnig heeft ingetrokken. Verwijzingshof Arnhem-Leeuwarden moet de stelling met betrekking tot het vertrouwensbeginsel behandelen.

Opmerking

Tijdens de cursus procederen komt het vaak terug: de rechter kan niet buiten de rechtsstrijd van partijen treden. Art 24 Rv: De rechter onderzoekt en beslist de zaak op de grondslag van hetgeen partijen aan hun vordering, verzoek of verweer ten gronde hebben gelegd, tenzij uit de wet anders voortvloeit”.

Een uitzondering in art 25 Rv: “De rechter vult ambtshalve de rechtsgronden aan.” Meer weten?

https://www.navigator.nl/document/id367f20e49d1d76f93d9e98d8a15e8e6b/rechtersregelingen-in-het-burgerlijk-procesrecht-burgerlijk-proces-praktijk-nr-ii-642-art-25-rv-ambtshalve-aanvullen-van-rechtsgronden?ctx=WKNL_CSL_1322

Sinds de invoering van de tweede feitelijke instantie in het fiscale bestuursrecht in 1994 mogen partijen het oordeel van de rechtbank nog eens voorleggen aan de appelrechter. Daarbij wordt ervan uitgegaan, dat het geschil wederom volledig wordt omschreven. Wordt een subsidiair standpunt in hoger beroep niet meer ingenomen, dan betrof de rechtsstrijd slechts het primaire standpunt. De Hoge Raad heeft op 20/11/2015 ECLI:NL:HR:2015:3311 daar anders over geoordeeld.

Ro 2.7.4: “Het hiervoor onder 2.7.1 vermelde oordeel bracht mee dat de Rechtbank belanghebbendes subsidiaire stelling onbesproken kon laten. Aangezien het Hof de primaire stelling van belanghebbende verwierp was het gehouden die subsidiaire stelling alsnog te behandelen. De omstandigheid dat deze stelling niet is vermeld in het in hoger beroep ingediende verweerschrift brengt niet mee dat belanghebbende het door hem in eerdere instantie ter zake ingenomen standpunt heeft prijsgegeven. Evenmin kan deze omstandigheid het oordeel dragen dat het bij pleidooi in hoger beroep herhalen van die stelling onverenigbaar is met een goede procesorde. De tweede klacht wordt derhalve terecht voorgesteld.”

Dus tenzij het standpunt expliciet is prijsgegeven, wordt deze geacht ook te zijn ingenomen bij de appelrechter. NB: dat geldt voor belanghebbende én inspecteur.

Heeft het Hof op een juiste wijze de rechtsstrijd hieronder beperkt? Uitdrukkelijk hebben partijen zich beperkt tot de vraag of er sprake is van row of wuo. Anders dan de RB oordeelt het Hof: geen sprake van een zelfstandig beroep en dus geen wuo. Volgens de HR wijst belh terecht op het niet behandelen van het gewekt vertrouwen door het Hof, omdat de RB over dat subsidiaire punt niet meer hoefde te oordelen. De Hoge Raad wijst op haar arrest uit 2015. Het verwijzingshof moet daar iets van vinden. Vreemd is, dat in de geschilomschrijving bij de rechtbank het gewekt vertrouwen (door de VAR verklaring wuo) niet wordt genoemd. Ik ben benieuwd of het verwijzingshof uit bijv. het procesverbaal van de rechtbank meer kan halen.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *