Citaat Terentius: “Quod licet Iovi, non licet bovi”
Taxlive 7/11/24 VNVandaag 6/11/24
Samenvatting
Een kennisgroepstandpunt kwalificeert als nieuw beleid zoals bedoeld in paragraaf 23 lid 8 onderdeel b Besluit fiscaal bestuursrecht en art. 45aa onderdeel c Uitvoeringsregeling IB 2001. Een kennisgroepstandpunt kan aan een ambtshalve vermindering in de weg staan. Dit staat in een standpunt van de Kennisgroep formeel recht.
De inspecteur verleent geen vermindering of teruggaaf van inkomstenbelasting als sprake is van nieuwe jurisprudentie of nieuw beleid. Het verzoek wordt dus afgewezen als het kennisgroepstandpunt niet geldt op het moment dat de belastingaanslag waarvan vermindering wordt gevraagd onherroepelijk wordt.
Het in een kennisgroepstandpunt neergelegde beleid gaat in op de datum van vaststelling. Sinds 30 maart 2023 is dat de datum van publicatie. Een op de website gepubliceerd kennisgroepstandpunt kan worden ingetrokken of gewijzigd. Bij kennisgroepstandpunten die via de Woo of de Wob openbaar zijn gemaakt, is de vaststellingsdatum doorgaans de datum op het document. Of het standpunt op het moment van openbaar maken ook nog steeds geldt, blijkt echter niet altijd uit het openbaar gemaakte standpunt zelf. In het bijbehorende Woo-besluit wordt doorgaans aangegeven wat de actualiteitswaarde van de geopenbaarde standpunten is.
In een aantal gevallen is sprake van nieuw beleid, maar kan een verzoek om ambtshalve vermindering of teruggaaf toch worden gehonoreerd. Het gaat hierbij om de volgende uitzonderingssituaties: (1) het kennisgroepstandpunt is in lijn met een eerdere vaste gedragslijn, (2) er is sprake van een afwijkende regeling met expliciet terugwerkende kracht en (3) de inspecteur is bij het opleggen van de belastingaanslag uitgegaan van een rechtsopvatting waarvan hij redelijkerwijs niet mocht menen dat die juist was (ECLI:NL:HR:2024:667,V-N 2024/20.17).
Opmerking
Voordat de stas van financiën op 30/3/2023 de tot op die datum individueel afgegeven standpunten van de kennisgroepen openbaar maakte op een speciale site van de Belastingdienst, groeide de verontwaardiging over de mogelijke voordelige fiscale behandeling door de Belastingdienst van de belastingplichtige, waarvoor de inspecteur een standpunt vroeg aan de kennisgroep. Niet juist, omdat deze standpunten intern wel als handvat dienden voor behandeling van andere belastingplichtigen die in dezelfde fiscale omstandigheden verkeerden.
Maar terecht, dat adviseurs deze standpunten als beleid opvatten, die voor iedereen zouden moeten gelden en die daarom eisten, dat deze openbaar gemaakt moesten worden. De stas was dat toch al langer van plan en zo geschiedde aldus.
De kennisgroep formeel recht heeft nu bevestigd, dat een kennisgroepstandpunt beleid is. Een standpunt ingenomen eigenlijk alleen op basis van een uitlating van de stas naar aanleiding van kamervragen. Maar ook voor de hand liggend, omdat adviseurs vanwege de kwalificatie beleid eerder aandrongen op publicatie van de standpunten. Grappig is, dat dit standpunt van de kennisgroep dus ook weer beleid is.
Deze constatering is van belang voor de vraag of er sprake is van nieuw beleid bij de beoordeling of aan ambtshalve vermindering kan worden tegemoetgekomen op grond van het Besluit fiscaal bestuursrecht en de inkomstenbelasting. Het uitgangspunt is volgens de kennisgroep, dat een verzoek om ambtshalve vermindering wordt afgewezen op grond van nieuw beleid, als het kennisgroepstandpunt nog niet gold op het moment, dat de belastingaanslag waarvan vermindering wordt gevraagd onherroepelijk werd. Een kennisgroepstandpunt is dus eigenlijk nieuw beleid. Voor nieuw beleid geldt – evenals nieuwe jurisprudentie – dus geen terugwerkende kracht.
Dit brengt mij in herinnering, dat er een massaal bezwaarprocedure IB 2017 en 2018 loopt bij de HR over Box3, waarbij de vraag is of de niet of te laat bezwaarmakers alsnog rechtsherstel moeten krijgen op basis van het Kerstarrest 2021. Ondanks, dat de HR in mei 2022 duidelijk heeft gemaakt, dat nieuwe jurisprudentie – het Kerstarrest – geen terugwerkende kracht heeft. De Dday arrresten van 6/6/2024 zeggen daar niets over. Jammer, omdat met HR 26 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:667 in de hand mogelijk de inspecteur bij het opleggen van de aanslag is uitgegaan van een rechtsopvatting “waarvan hij redelijkerwijs niet mocht menen dat die juist was”.
Ricky Turpijn