Citaat Jeremy Bentham: “Every law is an evil , for every law is an infraction of liberty”
De nieuwe kennisgroep AVG & privacy en de kennisgroep formeel recht menen, dat het inzagerecht van artikel 15 AVG niet wordt beperkt door de geheimhoudingsbepaling van artikel 67 AWR. Gevoelsmatig lijkt dit juist. Maar nu dus ook juridisch beredeneerd.
Maar op 4/12/24 heeft de afd rechtspraak van de Raad van State geoordeeld, dat een opvraag van een verzoeker ogv art 5.5. WOO over de eigen persoon stuit op datzelfde art 67 AWR. De kennisgroepen hebben dit oordeel niet meegenomen, lijkt het. Dat zou het standpunt wel eens van tafel kunnen vegen.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:4984
Het draait er allemaal om, dat de geheimhoudingsplicht van art 67 AWR slechts doorbroken kan worden door een wet die daartoe verplicht. Die wettelijke verplichting lag in de Wet bescherming persoonsgegevens, Wbp. De kennisgroepen zijn van mening zijn, dat de wetgever bij de totstandkoming van de Algemene Verordening Gegevensbescherming, AVG, art 67 AWR over het hoofd heeft gezien. Maar het inzage recht van de Wbp heeft zoveel overeenkomst met het inzage recht van art 15 AVG, dat ook de AVG inbreuk kan maken op de geheimhoudingsplicht van de belastinginspecteur.
Daarvoor hebben de kennisgroepen wel wat bruggetjes moeten maken tussen het inzagerecht in de Wbp en die in de AVG. Maar zo absoluut hebben de kennisgroepen die vraag ook weer niet beantwoord. Het inzagerecht van artikel 15 AVG kan in een individueel geval namelijk toch worden beperkt, als dit noodzakelijk en evenredig is ter waarborging van belangen gelegen in fiscale aangelegenheden.
Nou, dat is mooi. De poort kan worden geopend, maar de openingstijden worden niet van tevoren bekendgemaakt.
Overigens kan ik niet zo goed thuisbrengen de conclusie, dat “Artikel 67 AWR is zodoende geen lidstaatrechtelijke bepaling zoals bedoeld in artikel 23 AVG”. Maar dat ligt aan mijn beperkte leesvaardigheid.
Ricky Turpijn