“There is only one sin and that is theft” (Khaled Hosseini)

Taxlive 31/10/25 VNVandaag 30/10/25
Bron: Rechtbank Noord-Holland 08-08-2025 (publicatie 27-10-2025) AWB 24_4138 ECLI:NL:RBNHO:2025:9380

ECLI:NL:RBNHO:2025:9380, Rechtbank Noord-Holland, AWB 24_4138

X BV exploiteert een schoenherstelbedrijf en verkoopt aanverwante artikelen. In de aangifte VPB 2018 geeft zij een belastbare winst van € 43.404 op. Een boekenonderzoek, gestart in 2020 en afgerond in 2023, leidt tot een omzetcorrectie van € 57.106 en een kostencorrectie van € 14.420. X BV erkent een deel van de omzetcorrectie, maar stelt dat het resterende bedrag het gevolg is van diefstal door een op therapeutische basis in de winkel werkzame persoon. In 2018 ontvangt X BV enkele terugbetalingen van diens vader. Pas in 2023 bij het controleonderzoek blijkt volgens X BV dat de diefstal veel groter zou zijn. X BV verzoekt deze gestolen omzet als kosten in aftrek te brengen. De inspecteur stelt dat het ontbreken van bewijs maakt dat geen aftrek mogelijk is. In geschil is of gestolen kasgelden als aftrekbare kosten in de vennootschapsbelasting kunnen worden aangemerkt zonder concrete bewijsstukken.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X BV onvoldoende aannemelijk maakt dat sprake is van aftrekbare kosten. X overlegt geen bewijsstukken, heeft geen aangifte van diefstal gedaan en geeft geen toelichting op hoe en wanneer het verlies is vastgesteld. Het is onaannemelijk dat een omvangrijk kasverschil pas vijf jaar later wordt ontdekt, gezien dagelijkse kasafslagen. De rechtbank verwerpt het standpunt van X BV en bevestigt dat de inspecteur terecht geen kostenaftrek toepast. Het beroep van X BV is ongegrond.

Een paar interessante formeelrechtelijke aspecten komen in deze zaak voor de rechtbank aan de orde.

Belanghebbende, exploitant van onder meer een schoenherstelbedrijf, verschijnt niet op de zitting. Waarom? Voorziet hij nu al, dat hij hoger beroep instelt of is niet geschoten altijd mis in deze ingeschatte niet te winnen procedure? Het oogcontact met de rechter zou belanghebbende wel kunnen helpen.

Over de Vpb 2018 wordt een boekenonderzoek aangekondigd in oktober 2020. Het uiteindelijke rapport is gedateerd oktober 2023. Ondertussen wordt de aanslag ter behoud van rechten opgelegd in maart 2022 een belastbaar voor bedrag van 85.000. Het boekenonderzoek geeft aanleiding tot het opleggen van een navorderingsaanslag naar een belastbaar bedrag van 115.000 . Als tijdens het lopende boekenonderzoek een te lage aanslag is opgelegd, dan heeft de inspecteur een nieuw feit nodig om daar bovenop een navorderingsaanslag op te leggen. Die is er in de regel niet, omdat de controlerend ambtenaar de administratie voorhanden heeft. Het risico voor een te lage aanslag ligt bij de inspecteur. Belanghebbende heeft daar geen punt van gemaakt, dan moet het onderzoek wel aangevangen zijn ná maart 2022, de aanslagdatum. Dat betekent, dat na de aankondiging in maart 2020 het boekenonderzoek minstens 1,5 jaar later pas is aangevangen. Vreemd.

Sterker, de inspecteur bepleit zelfs omkering én verzwaring de bewijslast vanwege gebreken in de aangifte, waardoor de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs en op zichzelf aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting: de omzet is verhoogd en er zijn kosten gecorrigeerd. De inspecteur zegt het niet, maar hiermee is de vereiste aangifte niet gedaan.

Toch wordt de navordering zonder vergrijpboete opgelegd, alsof de inspecteur zich niet zeker voelde over zijn formeelrechtelijke positie.

Belanghebbende heeft daar geen bezwaar tegen, maar vindt dat de inspecteur niet heeft meegenomen de diefstal uit de kas, die als kosten alsnog in aftrek moet komen. Daardoor zou het belastbaar bedrag moeten worden verlaagd naar zo’n 72.000.

Tja, aangezien het kosten zijn moet belanghebbende deze aftrek wel op grond van de normale bewijslastverdeling aannemelijk maken. De rechtbank zegt het niet, maar bij kostenaftrek ligt de bewijslast al bij belanghebbende en kan niet meer omgekeerd en verzwaard worden. En wat doet belanghebbende?

– geen stukken of toelichting over hoe en wanneer de diefstal bekend is geworden

– omvang gestolen bedrag niet bepaald

– actie daarna onbekend

– diefstal pas na boekenonderzoek geconstateerd, ondanks dagelijkse afslag in admin

– geen afschrift aangifte bij de politie.

Belanghebbende maakt de kosten dus niet aannemelijk volgens de rechter. Maar wat de rechter dan bedoelt met zijn laatste overweging, dat de vraag of eiseres de vereiste aangifte heeft gedaan, geen bespreking meer behoeft, is voor mij een raadsel. Immers, die vraag is juist besproken.

Dus de navorderingsaanslag blijft – terecht – staan.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *