
Citaat Otto von Bismarck: “Ich bin dankbar für die seharfste Kritik, wenn sie nur sachlich bleibt.”
Taxlive 24/2/25 VNVandaag 21/2/25
Bron: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 23-10-2024 (publicatie 18-02-2025) 22/315 tot en met 22/321 en 22/396 tot en met 22/401 ECLI:NL:GHSHE:2024:3305
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:GHSHE:2024:3305
Samenvatting
A houdt de aandelen in belanghebbende, X BV. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur een VPB-navorderingsaanslag 2007 op aan X BV, omdat een door X BV betaalde licentievergoeding volgens hem onzakelijk is. Deze licentievergoedingen worden betaald aan een, op Curaçao gevestigd, Stichting Particulier Fonds van een oom van A. Daar gaat de inspecteur ook vanuit bij het opleggen van de VPB-(navorderings)aanslagen 2008-2015. Bij het opleggen van deze aanslagen voert de inspecteur nog diverse andere correcties door, omdat in zijn ogen geen sprake is van zakelijke uitgaven. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de correcties in verband met de licentievergoedingen niet aannemelijk heeft gemaakt volgens de gewone regels van stelplicht en bewijslast. Er is geen sprake van gelieerdheid tussen A, de dga van X BV, en de SPF van zijn oom.
Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelt dat het weliswaar zakelijk is dat een licentievergoeding wordt betaald, maar dat de licentievergoeding qua omvang verre van zakelijk is. Het hof merkt daarbij op dat eerst de oom en vervolgens de SPF slechts een basisproduct in licentie hebben gegeven. X BV moest jaarlijks aanzienlijke kosten maken om een volwaardig product aan klanten uit te geven. Het hof verwijst vervolgens naar de procedure over het jaar 2007. Daarin is de zakelijke vergoeding vastgesteld op 10% van de omzet. Deze vergoeding is vanaf 2014 echter ook niet meer redelijk aangezien het product slechts verder wordt ontwikkeld door X BV en de SPF geen kosten hoeft te maken voor de (door)ontwikkeling van het product. Met betrekking tot de overige correcties volgt het hof het oordeel van de rechtbank: deze zijn terecht. Een uitzondering geldt voor een correctie waarover partijen het eens zijn dat deze moet vervallen. Het hof vermindert diverse (navorderings)aanslagen.
Opmerking
De uitspraak van het Hof in onderstaande casus heeft typische fiscale aspecten die voor de Vpb inspecteur interessant zijn. Alleen al om zijn kennis wat op te frissen. De samenvatting op de uitspraak in Rechtspraak.nl (handig) geeft een mooie eerste indruk.
“De omvang van licentievergoedingen aan SPF voor gebruik van softwarepakket acht het hof onzakelijk. Er is sprake van een wanverhouding tussen de door de SPF geleverde prestatie en de omvang van de licentievergoeding. Het onzakelijke deel is niet aftrekbaar van de winst.
Verder worden verschillende uitgaven/lasten in verband met uitgaven ten behoeve van de aandeelhouder geëlimineerd uit de winst. Tevens wordt de aftrek van voorbelasting voor de omzetbelasting gecorrigeerd en wordt ter zake een boete opgelegd in verband met voorwaardelijke opzet.”
Bekende leerstukken worden door het Hof genoemd. HR BNB 1995/15 en 16 (onttrekkingsarresten) en het Renpaardenarrest, https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:HR:2002:AB2865
Sinds het uitkomen van het laatste arrest leken de onttrekkingsarresten een dode letter te zijn geworden in het instrumentarium van de inspecteur Vpb. Maar het Hof heeft die arresten weer nieuw leven ingeblazen, zodat de inspecteur z’n kennis op dit punt even moet oppoetsen.
In het algemeen werd aangenomen, dat de HR met haar arrest HR BNB1995/15 (deze nummering door het commerciële vakblad BNB is later vervangen door het neutrale ECLI nummer) het fiscale onderscheid tussen onttrekking (niet zakelijk kosten zijn niet aftrekbaar bij de BV) en uitdeling (kosten die alleen tot bevrediging van de persoonlijke behoeften van de aandeelhouder dienen zijn niet aftrekbaar) heeft bevestigd. De inspecteur Vpb kon de aftrek tegenhouden zonder een uitdeling aannemelijk te moeten maken. Sinds het Renpaardenarrest zijn kosten zakelijk, tenzij er sprake is van een zodanige wanverhouding tussen de gemaakte kosten en de kosten die een redelijk handelende ondernemer zou maken voor het zelfde resultaat, dat voor het meerdere de kosten alleen het persoonlijk belang van de aandeelhouder hebben kunnen dienen. Een uitdeling dus, die niet altijd eenvoudig is vast te stellen en de hulp van de inspecteur IB vereist.
In de casus is er op het oog een softwarelicentie door een derde, de SPF, afgegeven aan belanghebbende, een BV .Uit de wanverhouding tussen de door de SPF geleverde prestatie, het in licentie geven van een verouderd basisproduct dat volledig moet worden doorontwikkeld door belanghebbende, en de tegenprestatie die belanghebbende is verschuldigd, leidt het hof af dat deze uitgaven voor het grootste gedeelte zijn gedaan ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van de aandeelhouder. Om die reden kan het onzakelijke deel van de vergoeding niet ten laste van de winst worden gebracht. Volgens het Hof is 10% van de omzet zakelijk en niet 50%. Het lijkt bepaald ‘in goede justitie’.
Voor de rechtsontwikkeling zou het nuttig zijn uiteindelijk de casus (weer) voor te leggen aan de HR. Heeft het Hof het Renpaardenarrest goed toegepast?
Ricky Turpijn