“Als men onzichtbaar is, durft men meer dan anders” (Marten Toonder).

Taxlive 13/12/25 VNVandaag 13/12/25
Bron: Hoge Raad 12-12-2025 25/03329 ECLI:NL:HR:2025:1903

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:HR:2025:1903

X stelt pro forma cassatieberoep in bij de belastingkamer van de Hoge Raad. Zij herstelt niet tijdig de verzuimen, betaalt het griffierecht niet (tijdig) en vult formulieren over betalingsonmacht onvolledig of te laat in. Na de aankondiging van de uitspraak besluit X de drie raadsheren te wraken. Zij voert drie hoofdgronden aan: (i) het arbeidsverleden van twee raadsheren kan van invloed zijn op de wijze waarop zij naar haar zaken kijken, (ii) het ontbreken van zichtbare nevenfuncties van de derde raadsheer in het digitale register van rechtspraak.nl, en (iii) de stelling dat de uitkomst (niet-ontvankelijkheid) feitelijk al vaststond zonder inhoudelijke behandeling, mede gezien structurele problemen met aangetekende post en haar betalingsonmacht.

De Hoge Raad oordeelt dat de onvolledige vermelding van de nevenfuncties van de raadsheer geen reden tot wraking zijn. De oorzaak van de tijdelijke onvolledigheid vond namelijk zijn oorzaak in een technische storing. Deze is inmiddels hersteld. Ook heeft X niet de mogelijkheid benut om op de toegezonden conclusie van de A-G te reageren, waarbij een afschrift was gevoegd van een overzicht van de nevenfuncties. Ook het, verre, arbeidsverleden van de raadsheren en de overige door X aangevoerde redenen vormen geen reden voor wraking. De Hoge Raad wijst het verzoek tot wraking van de raadsheren dan ook af.

Opmerking

Who controls the controller, is het eerste waar ik aan denk, als ik dit arrest lees. Immers, als je zover bent gekomen, dat je de hoogste rechter wraakt, welke rechter moet zich hierover uitspreken? Kennelijk is dat bij een wraking altijd een collega rechter (de wrakingskamer). Er is geen mogelijkheid om tegen het wrakingsoordeel bij een hogere instantie in beroep te komen (art 39 lid 5 Rv). Maar eigenlijk zou een instantie buiten de rechtspraak zich over een wrakingsverzoek van de hoogste rechter moeten buigen. Om de schijn van vooringenomenheid weg te nemen.

En daar ging het in deze wrakingszaak over. De schijn van vooringenomenheid door de leden van de HR die de zaak van in behandeling hebben. Belanghebbende die in het Engels procedeert, heeft kennelijk geen hoge dunk van de integriteit van de Nederlandse rechter. Mogelijk, dat zijn achtergrond hem alle reden daartoe geeft.

Zo zou volgens belanghebbende het arbeidsverleden van mrs. Van Eijsden en Van Roij – onder meer als belastingadviseur en/of inspecteur bij de Belastingdienst – van invloed kunnen zijn op de wijze, waarop zij naar haar zaken zullen kijken. Ook blijken de nevenactiviteiten van mr. Van der Voort Maarschalk niet uit het daarvoor bestemde register, en dat dit aanleiding kan geven tot bezorgdheid over mogelijke verborgen belangenverstrengelingen. De beslissing in de hoofdzaak was al was genomen voordat zij haar gronden kenbaar heeft kunnen maken en dat de enige mogelijke beslissing is om de beroepen niet-ontvankelijk te verklaren, zonder inhoudelijke beoordeling. Hieruit volgt dat er sprake is van (schijn van) vooringenomenheid bij de betrokken raadsheren.

De HR – de collega rechters dus – na een uitgebreide conclusie van de AG onderschrijft, dat de nevenfuncties enige tijd door een technische storing niet gepubliceerd waren in het daarvoor bestemde register, maar het levert geen zwaarwegende aanwijzing op (immers, de nevenfuncties zijn wel als bijlage bij conclusie van de AG opgenomen), dat de raadsheer jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, en evenmin dat daarvoor een objectief gerechtvaardigde vrees bestaat. Functies die de raadsheren in het (verre) verleden hebben uitgeoefend rechtvaardigen niet de daaruit door verzoekster getrokken conclusie dat zij ten aanzien van haar vooringenomen zijn en evenmin dat daarvoor een objectief gerechtvaardigde vrees bestaat. Tenslotte geeft een aankondiging van een beslissing, waaruit een voornemen om uitspraak te doen kan worden afgeleid, geen grond tot gerechtvaardigde twijfel omtrent de onpartijdigheid van de betrokken rechters.

En daar moet de belanghebbende het er dus mee doen.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *