Citaat Gustave le Bon: “Het aantal kan macht geven, doch geen bevoegdheid.”

Taxlive 27/3/25 VNVandaag 26/3/25
Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11-03-2025 (publicatie 21-03-2025) 23/180 ECLI:NL:GHARL:2025:1432

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:GHARL:2025:1432

X BV is een houdstermaatschappij die opgericht is naar Nederlands recht en feitelijk gevestigd is in Nederland. In 2012 draagt X BV de aandelen over aan een nieuw opgerichte tussenhoudster waarvan de aandelen voor 5% worden gehouden door X BV en voor 95% door de drie kinderen van Y, de enig aandeelhouder en bestuurder van X BV. Y emigreert met zijn gezin naar het Verenigd Koninkrijk en de werkelijke leiding van X BV verplaatst naar Malta. Hiervoor wordt onder andere een nieuwe directie in Malta benoemd. In 2014 keert X BV € 14.500.000 aan dividend uit aan Y. Na onderzoek concludeert de inspecteur dat X BV ten tijde van de dividenduitkering in Nederland gevestigd was en legt een naheffingsaanslag dividendbelasting op. Rechtbank Gelderland stelt de inspecteur in het gelijk.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de werkelijke leiding van X BV ten tijde van de dividenduitkering niet in Nederland is gelegen. De inspecteur maakt niet aannemelijk dat de kernbeslissingen door de belastingadviseur vanuit Nederland zijn verricht en niet door de directeur in Malta. De werkzaamheden van de belastingadviseur zijn van adviserende aard en de beslissingen worden uiteindelijk door Y genomen. Als woonstaat van Y, is het Verenigd Koninkrijk heffingsbevoegd over de dividenduitkering. Nederland mag geen bronbelasting heffen, omdat X BV volgens de tie breaker-bepaling van het Verdrag Nederland-Malta een inwoner van Malta is. Er is geen dividendbelasting verschuldigd in Nederland.

Deze Hofuitspraak leert twee dingen:

– een discussie over woonplaats/vestigingsplaats is een sterk feitelijke discussie

– de rechtspraak in twee feitelijke instanties is overbodig.

Hoeveel werk de rechtbank ook kan steken in een juridisch dichtgetimmerde uitspraak de appelrechter kan op basis van dezelfde feiten en omstandigheden 180graden anders beslissen. De vraag is waarom de appelrechter materieel gezien meer gezag heeft dan de Rechtbank.

En zo geschiedde in onderstaande zaak.

Ik kan mij niet voorstellen, dat de inspecteur met zo’n mager verhaal voor het Hof is verschenen. Mede gezien het feit, dat de rechtbank de inspecteur heeft gevolgd. Helaas ontbreekt het verweer van de inspecteur en de uitspraak van de rechtbank om het zelf na te lezen.

Het ging om een naheffingsaanslag dividendbelasting 2014 over een dividenduitkering door een BV, belanghebbende, van ruim 14 mln aan de dga, inwoner van het VK. Daar was belanghebbende het niet mee eens. De rechtbank gaf de inspecteur gelijk, het Hof belanghebbende.

De BV is in NL gevestigd, omdat deze naar Nederlands recht is opgericht. Eerst moet gekeken worden of NL op grond van het nationale fiscale recht een ingang heeft om dividendbelasting te heffen. Nu de BV in NL is gevestigd is de BV inhoudingsplichtig voor de divbel en moet in beginsel 15% inhouden. Daarna komt het verdrag NL/VK in beeld. Mogelijk, dat het heffingsrecht van NL daardoor wordt beperkt. Het verdrag kent de heffing over het dividend toe aan het woonland, het VK, maar het bronland NL mag ook heffen, mits de BV inwoner is van NL. Maar dan moet er sprake zijn van volledige onderworpenheid van de BV (‘full tax liability’). Daarvoor is niet van belang of en in hoeverre bij de aandeelhouder belasting wordt geheven op ‘remittance’ basis (volgens het Hof).

Laat de BV nu ook inwoner zijn van Malta. Een ‘tiebreaker’ in het verdrag NL/Malta moet duidelijk maken waar de woonplaats van de BV is. Die ‘tiebreaker’ is de plaats waar de werkelijke leiding is gelegen. Mocht die Malta zijn, dan is er geen ‘full tax liability’ in NL en dan heeft het VK op grond van het verdrag NL/VK het heffingsrecht over het dividend van 14 mln.

Dus het wordt spannend naar welke kant de ‘tiebreaker valt. Het Hof oordeelt in ieder geval op grond van de uitgangspunten van de HR, dat wat de inspecteur heeft ingebracht niet ertoe heeft geleid, dat de kernbeslissingen van de BV ten tijde van de dividenduitkering in NL worden genomen in de persoon van een adviseur aldaar. Daarmee was de werkelijke leiding dus niet gelegen in NL en vernietigt het Hof de naheffingsaanslag divbel.

Opmerkelijk, omdat het niet nodig was om aannemelijk te maken, dat de werkelijke leiding in Malta lag, maar dat het voldoende was, dat deze níet in NL was gelegen.

En wat heeft de inspecteur ingebracht? Volgens het Hof niet meer dan dat de activiteiten van de adviseur in NL tot haar adviserende taken behoren en niet de kernbeslissingen van belanghebbende betreffen. Kennelijk heeft de dga daarnaast de rechter op de zitting “geloofwaardig’ kunnen overtuigen, dat hij de beslissingen neemt.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *