“Tijd vermorsen, de enige verspilling die geen afval achterlaat” (Bergman)

Taxlive 23/5/25 VNVandaag 22/5/25
Bron: Gerechtshof Amsterdam 22-04-2025 (publicatie 21-05-2025) 24/1927 ECLI:NL:GHAMS:2025:1159

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:GHAMS:2025:1159

X heeft voor het jaar 2021 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ontvangen. X maakt bezwaar tegen de aanslag en verzoekt om een hogere vaststelling van de aanslag. De inspecteur handhaaft de aanslag en de rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond. X stelt hoger beroep in en dient diverse stukken in. Het hof bericht X dat er geen aanleiding is om getuigen op te roepen. Tijdens de zitting licht X haar standpunt toe. De inspecteur stelt dat de aanslag correct is vastgesteld en dat er geen grond is voor verhoging.

In geschil is of de aanslag IB/PVV 2021 hoger moet worden vastgesteld.

Hof Amsterdam oordeelt dat het niet bevoegd is om de aanslag inkomstenbelasting van X te verhogen. Het hof stelt vast dat X geen rechtens relevant belang heeft bij een hogere aanslag, ook niet na toelichting tijdens de zitting. Het hof kan in deze procedure alleen beslissen over de aanslag IB/PVV en niet over andere belangen zoals met betrekking tot de omzetbelasting. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet in behandeling genomen, omdat in de hoofdzaak wordt beslist. Het hof oordeelt dat het hoger beroep van X ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Een casus waar de ergernis van de rechter over de verspilde tijd tussen de regels door is te lezen.

Kennelijk heeft belanghebbende op de mondelinge uitspraak van het Hof al een zinloze beroep in cassatie ingesteld. De mondelinge uitspraak is vervangen door deze schriftelijke uitspraak, die de opening geeft om de beroepsgronden binnen 6 weken bij de HR in te dienen. De procedure wordt in de rechtsmiddelen verwijzing toegelicht. Uitdrukkelijk wordt nog vermeld, dat tegen deze schriftelijke uitspraak niet nogmaals beroep kan worden aangetekend. Het is ook op Rechtspraak.nl terug te vinden, waar duidelijk staat, dat de rechter de aanslag en de boete niet kan verhogen.

Want dat is hier het geschil. Om onduidelijke redenen, ondanks de toelichting op de zitting, wil belanghebbende de aanslag IB 2021 verhogen. Het Hof oordeelt, dat zij niet bevoegd is om dat te doen en stelt overigens vast, dat belanghebbende dus daarbij geen belang heeft. Het beroep is ongegrond. Uit de uitspraak blijkt niet, dat belanghebbende een gemachtigde heeft.

De uitspraak is op dit punt vrij summier zonder verwijzing naar bijv. constante jurisprudentie, zoals HR 11 maart 1959, BNB 1959/144 en HR, 06 nov 1974, nr. 17 474, BNB 1974/299. Voor een schriftelijke uitspraak is dit denk ik te summier.

Het lijkt erop, dat belanghebbende niet zo goed op de hoogte is van het formele recht, nu hij tegen de aangifte IB (niet aanslag) bezwaar maakt en ook nog daarbij kennelijk een OB geschil aandraagt. Het is belanghebbende kennelijk onbekend, dat hij had moeten verzoeken om een navorderingsaanslag. Mogelijk, dat de inspecteur dat heeft geweigerd. Maar tegen die weigering staat geen bezwaar en beroep open. De HR kan naar mijn mening niet anders dan het cassatieberoep met art 81 RO afdoen.

Zonde van de verspilde tijd van inspecteur, rechter én belanghebbende.

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *