“Een paradijs moet ooit verloren gaan” (Haruki Murakami).
https://kennisgroepen.belastingdienst.nl/publicaties/kg21120256-curacaose-bv
Met de kwalificatie van de Liechtensteinse AG en nu ook de Curaçaose bv laat de kennisgroep zien dat zij steeds meer vertrouwd raakt met de kwalificatie van buitenlandse rechtsvormen aan de hand van het kwalificatiekader vanaf 1/1/2025. Deze standpunten lijken het sjabloon te zijn, waarlangs de kwalificatie vorm wordt gegeven.
Vanaf 1/1/2025 wordt een buitenlandse rechtsvorm voor Nederlands fiscale doeleinden gekwalificeerd aan de hand van de rechtsvormvergelijkingsmethode opgenomen in de Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen en het Besluit vergelijking buitenlandse rechtsvormen (Besluit VBR).
Of een buitenlandse rechtsvorm vergelijkbaar is met een Nederlandse rechtsvorm wordt bepaald aan de hand van de toets of de buitenlandse rechtsvorm naar aard en inrichting vergelijkbaar is met een Nederlandse rechtsvorm. De tekst van het standpunt voegt daar bij “in beginsel”. Dat lijkt te suggereren, dat de kennisgroep een mogelijkheid ziet om – onterecht – ook buiten “aard en inrichting” tot een vergelijking te komen.
Voor de aard van de rechtsvorm wordt info verkregen uit een mogelijke beschrijving in het civiele recht van de staat van oprichting. Voor de inrichting zijn er dwingende aspecten opgenomen in het besluit VBR. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken, dat aspecten van aard en inrichting door elkaar lopen.
Het betreft hier een Curaçaose BV. Waarom de kwalificatie door de inspecteur wordt gevraagd, is niet duidelijk. Maar de vraag zal spelen of de BV als lichaam voor de Vpb of de achterliggende participanten voor de IB belastingplichtig is. En dat wil kwalificatie duidelijk maken: is er sprake van een niet transparant kapitaalvennootschap of een transparant personenvennootschap.
Je kan aan je fiscale klompen aanvoelen, dat de Curaçaose BV vergelijkbaar is met een NV of BV. Langs de lijnen van het kwalificatiekader wordt dat door de kennisgroep bevestigd.
Ricky Turpijn
