“Ik ben dankbaar voor de scherpste kritiek, als ze maar zakelijk blijft” (Otto von Bismarck).

Taxlive 6/6/25 VNVandaag 5/6/25
Bron: Rechtbank Noord-Holland, 24-12-2024, HAA 22/3992 t/m HAA 22/3995 ECLI:NL:RBNHO:2024:14220

De publicatie op Rechtspraak.nl blijkt te zijn ingetrokken

https://www.inview.nl/document/id2be10e02635a4e7799ed185f45f787af/rb-noord-holland-24-12-2024-nr-haa-22-3992-t-m-haa-22-3995?ctx=WKNL_CSL_10000001&tab=tekst

X BV heeft in Israël wonende en gevestigde aandeelhouders en beheert onroerende zaken en belegt daarin. De aankoop van een kantoorpand voor KPN wordt deels gefinancierd met aandeelhoudersleningen van € 10 mln, met een rente van 10% per jaar. De inspecteur legt VPB-aanslagen en DB-naheffingsaanslagen met boetes op aan X BV. Hof Amsterdam doet op 7 mei 2024 (ECLI:NL:GHAMS:2024:1920) uitspraak in de VPB-zaak over de toepassing van het FBI-regime. In de DB-zaken stelt de inspecteur dat de aandeelhoudersleningen weliswaar zakelijke zijn, maar dat de overeengekomen rente van 10% onzakelijk hoog is. Volgens de inspecteur is een rentepercentage van 2,59% zakelijk. Het verschil moet als uitdeling worden aangemerkt.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat een rente van 10%, die X BV met haar aandeelhouders is overeengekomen, onzakelijk hoog is. X BV had ‘senior financiering’ kunnen verkrijgen voor de investering in het pand tegen een aanzienlijk lagere rente dan de 10% die is overeengekomen. Het verschil tussen de rentemarges die volgen uit de ingebrachte stukken (maximaal 4,25%) en de gehanteerde rente (10%), is dusdanig hoog dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat deze onzakelijk hoog is. De rechtbank sluit zich aan bij het percentage van 4,25. De rente is in zoverre nog als zakelijk te beschouwen. Het meerdere moet als onzakelijke rente worden aangemerkt. De rechtbank is het verder eens met de inspecteur dat sprake is van uitdelingen. De rechtbank vermindert de naheffingsaanslagen. De boetes worden vernietigd. De inspecteur toont niet overtuigend aan dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet, dan wel grove schuld.

Het geschil bestaat uit vele aspecten. Maar één daarvan valt op: dient de rente op de aandeelhoudersleningen verzakelijkt te worden en, zo ja, kwalificeren de bovenmatige rentebetalingen als een belastbaar feit voor de dividendbelasting?

Eiseres beheert en belegt in commercieel vastgoed. Ter financiering heeft zij leningen aangetrokken bij haar buitenlandse aandeelhouders tegen een rente van 10%. Verweerder (inspecteur) stelt dat de rente die is overeengekomen voor deze leningen onzakelijk hoog is. In verband met de bovenmatige rentebetalingen legt verweerder naheffingsaanslagen dividendbelasting en vergrijpboetes op. De rechtbank wijst het beroep van verweerder op omkering en verzwaring van de bewijslast af. De rechtbank oordeelt dat de aandeelhoudersleningen zakelijke leningen zijn, maar dat verweerder terecht stelt dat de hoogte van de rente onzakelijk is. Verweerder staat een zakelijke rente voor van 2,59% maar de rechtbank komt tot het oordeel dat een rente van 4,25% zakelijk is. Het deel van de rentebetalingen dat de zakelijke rente te boven gaat kwalificeert de rechtbank als verkapte dividenduitkeringen.

Maar na het lezen van deze zeer uitgebreide uitspraak van de rechtbank ben ik in verwarring over de behandeling van de onzakelijke rente op zakelijke aandeelhoudersleningen aan de BV.
In nov 2011 hebben we van de HR kunnen horen wat onder een onzakelijke lening moet worden verstaan. De rechtbank neemt de standaard tekst als uitgangspunt op basis van de feiten: “de rechtbank (is) van oordeel dat eiseres van een onafhankelijke derde een lening onder overigens dezelfde voorwaarden tegen een vaste, niet winstafhankelijke, rente had kunnen krijgen als de onderhavige aandeelhoudersleningen..”
De rechtbank is daarom van mening, dat de leningen zakelijk zijn.
Heeft de rechtbank dan nog de vrijheid om een dergelijke niet winstafhankelijke rente van 10% als niet zakelijk te bestempelen? Of er is een winstafhankelijke rente (onzakelijke lening) of er is een zakelijke rente (zakelijke lening). Meer smaken zijn er toch niet?

De HR in nov 2011 begint met het zoeken naar een ‘at arms length’ rente. Maar de HR zegt alleen, dat bij een winstafhankelijke rente er sprake is van een onzakelijke lening. Is dan niet elke rente daaronder een ‘at arms length’ rente? Sterker, in ro 31 wordt door de rechtbank de 10% rente niet als belemmering voor de zakelijkheid van de leningen gezien:

“… Ook is als bijlage bij het door verweerder ingediende nadere stuk een credit rating analyse van eiseres bijgevoegd met behulp waarvan een kredietwaardigheidsanalyse inclusief rentebepaling van eiseres is gedaan. De kredietrating van eiseres blijft volgens dat S&P rating model, zelfs met een rentelast van 10% op de aandeelhoudersleningen, BBB, een investment grade score. Op grond van deze feiten en omstandigheden, in samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat eiseres van een onafhankelijke derde een lening onder overigens dezelfde voorwaarden tegen een vaste, niet winstafhankelijke, rente had kunnen krijgen als de onderhavige aandeelhoudersleningen.”

Toegegeven, mijn ex collega’s nemen mij dit niet in dank af.

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2021-48048.html

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *