“Koppig volharden wordt bijna altijd volharden in koppigheid.“ (Jean de Boisson)

Taxlive 17/7/25 VNVandaag 16/7/25
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 09-07-2025 (publicatie 14-07-2025) BRE 24/4216 ECLI:NL:RBZWB:2025:4301

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBZWB:2025:4301

X is enig aandeelhouder van een BV. Begin 2015 heeft hij een rekening-courantschuld aan de BV van € 1.352.518, terwijl er een leningovereenkomst is voor slechts € 450.000. Na een briefwisseling hierover heeft de inspecteur een IB-navorderingsaanslag over 2014 opgelegd, waarbij (na bezwaar) een inkomen uit aanmerkelijk belang (ab) van € 303.348 is belast. Voor 2015 was de correctie € 60.315. Deze aanslagen staan onherroepelijk vast. Voor 2018 was de ab-correctie € 51.760. In geschil is de IB-navorderingsaanslag over 2019 met een ab-correctie van € 134.785, alsmede de 25% vergrijpboete van € 8424.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur voor 2019 een nieuw feit heeft omdat X tijdens een hoorzitting in december 2019 had verklaard dat de rekening-courantschuld niet meer was opgelopen en dat een dalende lijn was ingezet. Bij de primitieve aanslagregeling mocht de inspecteur er dus vanuit gaan dat de aangifte juist was. X stelt vergeefs dat de dividenduitkeringen van 2014 en 2015 in 2019 als afnamen van de schuld hebben te gelden. Die uitdelingen zijn enkel van invloed op de stand per 1 januari 2019. De stijging van de schuld daarna met € 188.741 tot € 1.269.274 kan als uitdeling worden belast. De ab-correctie van € 134.785 is dus niet te hoog. De boete is passend en geboden, omdat X moet hebben geweten dat hij de opnamen nooit terug zou kunnen betalen. Zijn beroep is ongegrond. De boete wordt wegens het overschrijden van de redelijke termijn wel met 5% gematigd tot € 8002 en X krijgt een immateriële schadevergoeding van € 500.

In deze uitspraak gaat het over de navorderingsaanslag IB (met vergrijpboete) over het jaar 2019. De inspecteur vindt, dat de schuld van de dga aan zijn BV veel te hoog is al vanaf de jaren 2014. Hij corrigeert een deel van die schuld en als laatste die over het jaar 2019, waarbij een deel van de toegenomen schuld als uitdeling wordt aangemerkt. Een toename die tijdens een hoorzitting in december 2019 juist als afname door belastingplichtige aan de inspecteur is verzekerd, op basis waarvan de aangifte is gevolgd. Deze tegengestelde info is voor de rechter het nieuwe feit, die een navordering rechtvaardigt. De overweging daartoe is interessant, omdat het ook iets zegt over de behandeling van een aangifte door de inspecteur:

“..dat op het moment van het opleggen van de aanslag IB/PVV 2019 op basis van de toen bekende gegevens de niet onwaarschijnlijke mogelijkheid bestond dat de aangifte juist was. Tot een nader onderzoek was de inspecteur dan ook niet gehouden. Nu de inspecteur in de bezwaarprocedure tegen de aanslag IB/PVV 2018 gegevens heeft ontvangen waaruit zou volgen dat de rekening-courantschuld wel is gestegen, vormt deze nieuwe informatie naar het oordeel van de rechtbank het voor de navordering benodigde nieuwe feit“

Ook de overweging tot een uitdeling is volgens het boekje:

“ …heeft de inspecteur overtuigend aangetoond dat het aan (voorwaardelijke) opzet van belanghebbende te wijten is dat de aanslag tot een te laag bedrag is opgelegd. Belanghebbende neemt al jarenlang gelden op uit de BV. Inmiddels heeft hij een rekening-courantschuld van meer dan een miljoen euro en hij heeft in privé niet of nauwelijks vermogen. Gelet hierop moet belanghebbende hebben geweten dat hij de uit de BV opgenomen gelden nooit terug zou kunnen betalen en dat hij aldus in de BV gemaakte winsten definitief aan het vermogen van de BV onttrok. Naar het oordeel van de rechtbank moet belanghebbende zich ervan bewust zijn geweest dat zijn handelwijze tot een te lage aanslag zou leiden.”

Mijn inschatting is, dat een hoger beroep belastingplichtige niet zal helpen. Maar gezien de belangen is niet geschoten altijd mis. Daarbij is de appelrechter een feitenrechter, die de beoordeling van het dossier met aanvullingen nog eens dunnetjes overdoet.

Vanaf 1/1/2023 wordt de inspecteur extra geholpen. Als de dga boven een drempelbedrag van euro 500.000 leent van de BV dan wordt het meerdere belast als inkomsten uit aanmerkelijk belang (fictief regulier voordeel box 2, art 4.13-1-f IB).

https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/prive/werk_en_inkomen/bijzondere_situaties/geld_lenen_van_uw_bv/excessief-lenen-van-bv-beperkt

Ricky Turpijn

Aanbevolen artikelen

Een reactie plaatsen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *